De volgende handleiding dient voor een probleemloze en comfortabele montage en bediening van uw rolpoort.
Verwijder eerst de bovenste afdekking van de houten kist.
Haal hieruit de geleiderails en eventueel toebehoren. Let erop dat uw opslagplaats vrij is van scherpe voorwerpen om beschadigingen te voorkomen.
Begin, indien nog niet gebeurd, met het boren van de geleiderails. De geleiderails kunnen zowel op de buitenmuur (p. 4 afbeelding 1.3) als op de kopse kant worden gemonteerd (p. 4 afbeelding 1.4). Gebruik eerst een 6 mm boor en boor daarna het buitenste gat met een 12 mm boor, waar later de afdekkappen worden geplaatst.
Verwijder het inspectiedeksel van de kast. Boor montagegaten aan de achterkant van de kast, links en rechts in de zijpanelen. Let erop dat de gaten niet te dicht bij de rand komen. Afhankelijk van het poorttype kunnen af fabriek uitsparingen aanwezig zijn die later gebruikt worden voor het vastzetten van de kast met geschikte schroeven en ringen (afb. 1).
Bij een pantsergewicht van meer dan 25 kg moeten geschikte hijsmiddelen worden gebruikt!
De geleiderails worden alleen ingestoken.
Let erop dat bij het optillen
van de kast deze niet uit de geleiderails glijdt en dat er geen personen onder
de kast staan.
Gevaar voor letsel door vallende kast!
Teken met een stift de boorgaten af op de muur en verwijder de kast met geleiderails weer. Boor vervolgens alle afgetekende gaten en voorzie deze van geschikte pluggen.
Daarna moet de poort met geleiderails, zoals eerder beschreven, weer worden geplaatst om aan de muur te worden vastgeschroefd. Begin met het vastzetten van de geleiderails.
Bij gebruik van geschikte snelmontagepluggen kunnen de gaten direct bij de opgestelde rolpoort worden geboord en bevestigd, zodat de poort niet opnieuw hoeft te worden opgesteld.
Let op! Gebruik een voor de ondergrond goedgekeurde kozijnplug. De draagkracht van de ondergrond moet altijd worden gecontroleerd. Gebruik zo nodig andere pluggen en/of schroeven.
De motorkabel moet afhankelijk van de montagesituatie worden gelegd (eventueel door een boring in de afdekplaat). Bij het leggen van de kabel is het belangrijk dat deze wordt beschermd tegen knikken en contact met scherpe randen. De kabel moet met kabelklemmen worden bevestigd om wrijving tegen het pantser te vermijden. Als de achterste afdekplaat, die tegen de latei rust, naar binnen bolt, moet een extra bevestiging worden aangebracht.
Let op! (ALLEEN BIJ ROLPOORT RP 77) Bij kast 360 wordt aanbevolen de meegeleverde veiligheidsplaten (zie afb. 1) in de kast te monteren. Deze elementen voorkomen eventuele schade aan het pantser.
Afhankelijk van de montagevariant bevestigt u ook de op de afbeelding aangegeven gaten met schroeven (volgens afb. 2 of 3). Bij montage op metselwerk gebruikt u de schroeven volgens afb. 2. Bij montage in de dagkant gebruikt u de schroeven volgens afb. 3.
Gebruik altijd montagemateriaal dat geschikt is voor de ondergrond, dit is niet inbegrepen.
Laat het pantser met behulp van de noodhandbediening (indien aanwezig) in de geleiderails glijden. Sluit anders de rolpoort aan op het stroomnet en laat deze naar beneden lopen totdat de ophangveren zichtbaar worden. Let erop dat u de fase aansluit die de neerwaartse rotatie activeert. Nu hebt u genoeg ruimte in de kast om deze van binnenuit aan de muur te bevestigen.
Uitzondering: Rolpoort RP 77 met 360 mm kast – in dit geval wordt het pantser in een aparte kist geleverd en moet na montage van de kast en geleiderails in de rails worden geplaatst.
Volg hierbij de stappen volgens afb. 1-3:
Wikkel de as in met een doek of vergelijkbaar en fixeer dit met tape om schade aan het pantser te voorkomen. Til vervolgens het pantser met twee of meer personen op tot de hoogte van de kast. Het maximale gewicht per persoon mag 25 kg niet overschrijden. Als dit niet mogelijk is, gebruik dan geschikte hijsmiddelen. Laat het pantser nu met de eindlijst naar voren, over de as in de groeven van de geleiderails zakken. Zodra het pantser is ingevoerd, laat u het langzaam in de geleiderails zakken. Hang vervolgens de ophangveren aan de as.
Let op: monteer het pantser zo dat de naar binnen gebogen lamellenzijde (concave zijde) naar binnen richting de as is gericht.
Voor de fijnafstelling van de eindposities van de aandrijving raadpleegt u de meegeleverde montage- en afstelhandleiding van de fabrikant.
Opmerking over bovenste en onderste uitschakelpunt:
Het uitschakelpunt van de motor bij gesloten poort is bereikt wanneer de lamellen volledig gesloten zijn en het pantser licht door de veerbeveiliging tegen de achterwand van de kast wordt gedrukt (ophangveren nooit overstrekken).
Het uitschakelpunt van de motor bij geopende poort moet zo worden ingesteld dat de eindlijst nog in de geleiderails staat. Heeft de rolpoort lamellen met ventilatieroosters, stel het uitschakelpunt zo in dat de eindlijst nog helemaal uit de kast uitsteekt.
Sluit de kast en schroef deze vast met de schroeven die aan het begin van de montage zijn verwijderd. Hang de afdekplaat in de groef van de kast. Klap de afdekplaat vervolgens naar beneden en draai alle bevestigingsschroeven weer vast.
Let op! De stang van de noodhandbediening moet eenvoudig toegankelijk zijn. Bij uitval van de automatische aandrijving is bediening via de noodhandbediening mogelijk.
Hang indien nodig de draaistang (C) in het daarvoor bestemde oog. Met de slinger kan het pantser nu omhoog of omlaag worden bewogen. Let erop dat de ingestelde eindschakelaars niet worden overschreden.
Voor bediening van de poort verwijdert u het slot, steekt u de zeskant in de motor en beweegt u met de in het oog gehangen slinger het pantser omhoog of omlaag. Verwijder vervolgens de zeskant en plaats het slot terug.
Verbind één kabel van de afrolbeveiliging (kleur maakt niet uit) met de nulleider van de motor (blauwe kabel). Verbind de andere kabel van de afrolbeveiliging met klem 8 van de Axroll-besturing.
Sluit beide kabels van de afrolbeveiliging aan op het rode aansluitpunt van de Rollixo-besturing. Welke kleur op welke klem wordt aangesloten, maakt niet uit. Belangrijk is dat één kabel op klem 5 zit en de andere op klem 6.
Verbind één kabel van de afrolbeveiliging (kleur maakt niet uit) met fase L1 van uw huisaansluiting. Verbind de andere kabel van de afrolbeveiliging met de ingang van de schakelaar.
Verbind één kabel van de afrolbeveiliging (kleur maakt niet uit) met de nulleider van de motor (blauwe kabel). Verbind de andere kabel van de afrolbeveiliging met de nulleider van de huisaansluiting.
Bij activering van de afrolbeveiliging wordt de ingebouwde eindschakelaar geactiveerd en wordt de aandrijving uitgeschakeld.
Reset van de beveiliging:
Onderbreek de stroomtoevoer!
Draai de 4 klemschroeven los (afb. 1) en draai de binnenkooi terug zodat de eindschakelaar in de middelste uitsparing (afb. 2) komt te zitten.
Let op: bij rolpoort RP 77 (kastmaat 360 mm) zit de eindschakelaar, zoals afgebeeld (afb. 3), in de linker uitsparing.
Daarna moeten de klemschroeven met een momentsleutel met 14 Nm worden vastgezet.
Na het activeren van de afrolbeveiliging moet altijd een gespecialiseerd bedrijf worden ingeschakeld om de oorzaak te onderzoeken en te verhelpen. In sommige gevallen wordt aangeraden de afrolbeveiliging te vervangen.
Alle voor de correcte werking noodzakelijke veiligheidsvoorzieningen en bedieningscomponenten moeten volgens de gebruiksaanwijzing op de besturing worden aangesloten en geactiveerd.
Let op! Controleer vóór beëindiging van de montage nogmaals de kast en bewegende delen op netheid!
Voer nu een functionele test uit overeenkomstig de bijgevoegde handleiding van de fabrikant van de besturing.
Open en sluit de rolpoort enkele keren en controleer de correcte werking van alle onderdelen.
Controleer tot slot of de aangesloten veiligheidsvoorzieningen (indien aanwezig) correct functioneren. Als deze test succesvol is, kan de poort in normaal bedrijf worden genomen. Een test van de veiligheidsvoorzieningen gebeurt door de controle van de veiligheidsindicator op de besturingskast, die moet doven wanneer een beveiliging geactiveerd wordt.
Wij wensen u veel succes!
Alle wijzigingen in de montagestappen die invloed kunnen hebben op de werking van de rolpoort leiden tot verlies van garantie.
Deze gebruiksaanwijzing bevat belangrijke informatie voor het veilige, juiste en efficiënte gebruik van de poort. Bewaar deze handleiding altijd goed. Lees deze handleiding zorgvuldig door en houd u altijd aan de inhoud en veiligheidsinstructies.
Voorzichtig! Niet-naleving kan leiden tot ernstig letsel.
Werkzaamheden aan elektrische installaties mogen alleen door gekwalificeerd elektricien worden uitgevoerd.
Voor werkzaamheden aan elektrische onderdelen van de poort moet de installatie spanningsloos worden gemaakt en tegen onbedoeld opnieuw inschakelen worden beveiligd.
Schakel nooit veiligheidsvoorzieningen uit en overbrug dergelijke voorzieningen nooit. Bedrijf de installatie niet als veiligheidsvoorzieningen beschadigd zijn! Sluit de werkzone af voor aanvang van montage-, onderhouds- en reparatiewerkzaamheden om onbedoeld betreden of berijden te voorkomen!
Draag bij werkzaamheden aan de installatie veiligheidshandschoenen, veiligheidsschoenen en een veiligheidshelm. Werk altijd vanaf een stabiele ondergrond! De meegeleverde afdekking moet altijd worden gemonteerd als de montagehoogte van de kast lager dan 2,5 m is.
Er bestaat gevaar voor beknelling. Als de poort de enige uitgangsmogelijkheid is, moet de bediening van de aandrijving mogelijk zijn via een gemakkelijk bereikbare noodbediening (optioneel). Onderhoud van de poort mag alleen door geautoriseerd personeel worden uitgevoerd.
Bij storingen moet altijd een erkend vakbedrijf worden geraadpleegd.
De poort mag alleen worden bediend door geautoriseerde en met de bediening bekende personen. In bevroren toestand moeten schade aan pantser en aandrijving worden vermeden.
Bij een bevroren pantser verandert het oprolgedrag en dus de positie van de onderlijst tijdens het oprollen. Wordt de poort gebruikt met een besturing zonder zelfhoudfunctie of een impulsbesturing met zicht op de poort (DIN EN 12453:2000, tabel 1), dan moet tijdens bediening altijd zicht op de poort worden gehouden.
Tijdens de beweging van de poort mogen zich geen personen, dieren of voorwerpen in de sluitzone bevinden.
Controleer ook bij poorten met elektrische aandrijving altijd vóór het in- of uitrijden of de poort volledig geopend is. Steek nooit uw vingers in de geleiderails tijdens beweging – knelgevaar!
Wacht altijd tot de poort volledig tot stilstand is gekomen voordat u zich in de bewegingszone begeeft!
Bij rolpoorten met zichtlamellen en/of ventilatieroosters moeten beschadigde onderdelen onmiddellijk worden vervangen, omdat gevaar voor beknelling en optillen van personen bestaat. Het pantser moet regelmatig door de gebruiker met een neutrale zeepoplossing worden gereinigd om krassen door vuildeeltjes te voorkomen. De bodemzone moet schoon en droog zijn, zodat de poort goed kan sluiten.
Kinderen mogen niet met de bedieningsunit spelen!
Afstandsbedieningen moeten buiten bereik van kinderen worden gehouden.